Advies over het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau
De Vlor vindt het wenselijk dat steden en gemeenten een flankerend onderwijsbeleid kunnen ontwikkelen dat het GOK-beleid van de Vlaamse Overheid aanvult. De raad steunt het voornemen om de gemeentelijke overheid daartoe nu juridisch en financieel meer mogelijkheden te geven. Hij vindt het jammer dat er voor de provincies geen middelen voorzien zijn om zo'n complementair beleid te voeren.
De Vlaamse overheid wil met een kaderdecreet aan lokale besturen de mogelijkheid bieden om projecten uit te voeren ten voordele van alle leerlingen in de scholen op hun grondgebied. Daarnaast schept het decreet mogelijkheden tot cofinanciering voor projecten die lokale besturen uitvoeren ten voordele van leerlingen van de scholen op hun grondgebied, indien deze projecten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dit flankerend onderwijsbeleid past in een hele evolutie van het stedenbeleid die ook in andere beleidsdomeinen plaatsheeft.
Alle partners die een rol spelen in het flankerend onderwijsbeleid, moeten, volgens de Vlor, van bij het begin betrokken worden bij de uitwerking en de uitvoering van het flankerend onderwijsbeleid. En alle lerenden die in eenzelfde context onderwijs volgen aan instellingen op het grondgebied van een gemeente, moeten gelijke toegang hebben tot de sociale voordelen en de andere voordelen. (bijv. wat DBSO-leerlingen krijgen, moeten ook leerlingen bij Syntra krijgen)
De Vlor vraagt een duidelijke afbakening tussen de rol van de gemeente als inrichter van onderwijs enerzijds en als regisseur van het flankerend onderwijsbeleid anderzijds. Om rolvervaging tegen te gaan, suggereert de Vlor enkele voorwaarden waaraan het lokaal bestuur moet voldoen als het wil optreden als regisseur van het flankerend onderwijsbeleid. Hij vindt niet dat gemeenten verplicht moeten samenwerken met het LOP.
De bestaande problemen met het systeem van de sociale voordelen neemt het ontwerpdecreet niet weg. De Vlor vraagt om de criteria waaraan de schoolbesturen moeten voldoen om aanspraak te kunnen maken op sociale voordelen in het decreet op te nemen. De behandeling van klachten over die sociale voordelen kan een bijkomende opdracht worden van de Commissie Zorgvuldig Bestuur, die daarvoor wordt uitgebreid met vertegenwoordigers van de inrichtende machten en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. De overheid moet onderzoeken hoe ze de meldingsplicht van lokale besturen kan afdwingen. Eens de gelijke financiering van de scholen een feit is, moet de regeling van de sociale voordelen uit het voorontwerp opnieuw gewijzigd worden in overleg met alle betrokkenen.
De middelen voor flankerend onderwijsbeleid in de 13 centrumsteden wil de overheid verdelen via een vast en een variabel deel. De Vlor vraagt om voor de verdeling van het variabele deel behalve met het bevolkingsaantal van de steden, ook rekening te houden met de criteria voor kansarmoede uit de indicatoren voor lokaal sociaal beleid en met het aantal leerlingen dat in een bepaalde stad of gemeente naar school gaat.