Programmaties buitengewoon secundair onderwijs - schooljaar 2019-2020

De Vlor bracht advies uit over 9 dossiers met programmatieaanvragen voor het buitengewoon secundair onderwijs, waarvan:

  • 1 voor de oprichting van een nieuw type in een bestaande structuur
  • 6 voor de oprichting van een nieuwe opleidingsvorm
  • 2 voor de oprichting van een nieuwe school

De beoordelingscriteria

Bij de beoordeling van de aanvragen baseerde de Vlor zich op de volgende programmeringscriteria:

Administratieve criteria

  • Als het gaat over de aanvraag voor de oprichting van een nieuw type of een nieuwe opleidingsvorm in een bestaande school, is er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité en wat is de inhoud van het protocol en is er overleg gepleegd met de schoolraad en wat is het resultaat van het overleg?
  • Als het gaat over de aanvraag van een oprichting van opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs, is er een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met een of meer scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs, met een breed aanbod en in de fysieke nabijheid van de school voor buitengewoon secundair onderwijs en is er onderhandeld met het lokaal onderhandelingscomité van die school of scholen en wat is de inhoud van dat protocol?

Omgevingsanalyse

  • Wordt voor de programmatieaanvraag de noodzaak, de doelmatigheid en de leefbaarheid, met inbegrip van een realistische inschatting van het potentiële aantal leerlingen die, naargelang het te programmeren aanbod, voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 259 van de codex secundair onderwijs van 17 december 2010, afdoende gemotiveerd in een omgevingsanalyse, waarbij in de mate van het mogelijke ook rekening gehouden wordt met het lokale aanbod?
  • Wordt, in relatie tot het reeds bestaande aanbod of programmatieaanvragen van andere scholen voor hetzelfde aanbod buitengewoon onderwijs, een redelijke spreiding beoogd, rekening houdend met de groepen, vermeld in artikel 268, 2°, van de codex secundair onderwijs van 17 december 2010, met de wetenschappelijk te verwachten prevalentie en met het oog op een optimale organisatie van het leerlingenvervoer?
  • Worden de aangepaste en schoolexterne begeleidingsmogelijkheden voor de te programmeren doelgroep in kaart gebracht, en als dat niet het geval is, wordt dat dan afdoende gemotiveerd?

Expertise en professionalisering

  • Beschikt de school over de nodige expertise voor het bijkomend aanbod waarop de programmatieaanvraag betrekking heeft?
  • Zijn er recent inspanningen geleverd om het personeel te professionaliseren voor het nieuwe aanbod of zijn dergelijke inspanningen gepland?

Infrastructuur en materiële voorzieningen

  • Heeft de school de vereiste infrastructurele en materiële voorzieningen op het gebied van toegankelijkheid en hulpmiddelen voor het aanbod dat ze wil programmeren?

Tijdig communiceren aan scholen

De Vlor stelt vast dat scholen, na een gunstige beoordeling van een programmatieaanvraag in het verleden, het structuuronderdeel toch niet inrichten omdat ze de normen daarvoor niet halen. Meer bepaald omdat ze hun doelpubliek onvoldoende hebben kunnen informeren over de nieuwe studiemogelijkheden tussen het moment waarop ze verwittigd worden over het goed gevolg dat aan hun dossier wordt gegeven en het einde van het schooljaar. De Vlor dringt er bij de overheid dan ook op aan om de scholen zeer snel te informeren over het gevolg dat aan hun aanvraag wordt gegeven.

Verder verloop

De Vlaamse Regering zal een beslissing nemen op basis van het advies van de Vlor, AgODi en de Onderwijsinspectie.