Memorandum: zorg én excellentie in onderwijs
De Vlor stelde een memorandum op met zijn verwachtingen voor het onderwijsbeleid van de komende Vlaamse Regering (2009-2014). Daarin reikt hij strategische doelstellingen aan om onderwijs en vorming in staat te stellen maatschappelijke en onderwijskundige uitdagingen aan te pakken, maar ook om de eigen missie van het onderwijs te bekrachtigen. Het memorandum formuleert tegelijk ook de beleidssturing en de beleidsinstrumenten die daarvoor nodig zijn.
Vormende opdracht centraal. Binnen de veelheid van maatschappelijke opdrachten moet het onderwijs zijn vormingsopdracht centraal stellen: het begeleiden van jongeren en volwassenen tot een kritisch-creatieve integratie in de samenleving. Het uitgangspunt is de lerende, met zijn eigen vragen en noden. Voor die vormende opdracht zijn sterkere bruggen nodig naar de leefwereld van jongeren en hun leerbehoeften.
Onderwijs als sleutelsector. Onderwijs geeft innovatieve impulsen, is een sociale hefboom, een bron van duurzame economische ontwikkeling, innovatie en werkgelegenheid en een sociale microkosmos. Als sleutelsector moet onderwijs:
- hoog op de beleidsagenda staan;
- blijven investeren in brede zorg, kwaliteit en gelijke kansen;
- een volwaardige partner zijn in het maatschappelijke debat;
- vertrouwen krijgen om vanuit zijn eigen professionaliteit vorm te geven aan zijn vormende en maatschappelijke opdracht.
Stimulansen voor kleuteronderwijs. Alle internationale organisaties beklemtonen dat het kleuteronderwijs bepalend is voor een succesvol traject in het onderwijs. De Vlor vraagt daarom specifieke stimulansen om de instroom en om regelmatige aanwezigheid te bevorderen, maar ook om een kleuteronderwijs te realiseren dat kleuters brede ontwikkelingskansen biedt.
Sterker zorgbeleid. Onderwijsinstellingen (in het basis- en secundair onderwijs) moeten een sterker zorgbeleid kunnen uitbouwen om in te spelen op de zorgvragen die het leren van leerlingen belemmeren. Partnerschappen rond de school (CLB, ouders, sociale netwerken, arbeidswereld) moeten sterke stimulansen krijgen om die opdracht op te nemen.
Innovatie secundair onderwijs. Het secundair onderwijs moet innovatiever kunnen inspelen op bestaande knelpunten, nieuwe uitdagingen en leerbehoeften van leerlingen. Innovatie impliceert vooral een versterking van het beleidsvoerend vermogen van de scholen. Structurele belemmeringen voor innovatief handelen moeten worden aangepakt. Ook sterkere beleidsimpulsen voor leerlingenbegeleiding zijn een kritische succesvoorwaarde.
Buitengewoon onderwijs blijvend valoriseren. De Vlor beschouwt het buitengewoon onderwijs als een essentiële schakel in het zorgcontinuüm. De sociale dimensies van het buitengewoon onderwijs – o.a. leerlingenvervoer en diagnostiek – moeten worden versterkt.
Kwalificatiebeleid. De Vlor vraagt nadrukkelijk om een globaal kwalificatiebeleid, gestoeld op een sterker kwalificatierecht voor jongeren en volwassenen. Een kwalificatiestructuur op zich is slechts een eerste aanzet voor een kwalificatiebeleid.
Levenslang/breed leren. De Vlor vraagt een globale benadering van levenslang en levensbreed leren voor alle doelgroepen. Dat veronderstelt onder meer specifieke aandacht voor kunst- en cultuureducatie en voor innovatie in het deeltijds kunstonderwijs.
Vernieuwing schoolgebouwen. De Vlor vraagt een sterke stimulans om schoolgebouwen te vernieuwen vanuit nieuwe onderwijsnoden en -concepten, didactische ontwikkelingen, sociale noden en het welbevinden van leerlingen.
Innovatie hoger onderwijs. Het hoger onderwijs moet innovaties kunnen verankeren en verdiepen. Cruciaal zijn een diversiteitsbeleid en academische vrijheid, gekoppeld aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Excellentie van onderwijs en onderzoek is een centrale lijn voor vernieuwing en ver