Advies voorontwerp van decreet betreffende de lerarenopleidingen
In zijn advies over het voorontwerp van decreet over de lerarenopleidingen, steunt de Vlor het principe om in de toekomst nog slechts één diploma van leraar te laten uitreiken door alle lerarenopleidingen. De verschillen tussen leraren blijven verder verbonden met de bekwaamheidsbewijzen waaraan het diploma van leraar gekoppeld is. Zo blijven er verschillen tussen leraren in vakinhoudelijke bekwaamheden en verschillen in pedagogisch-didactische en vakdidactische competenties.
Het voorontwerp versterkt het aandeel van de stage in de opleiding. De raad steunt die keuze, maar ziet nog heel veel pijnpunten. Opleidingsinstellingen zullen bijvoorbeeld moeilijker voldoende stageplaatsen vinden. Scholen kunnen problemen hebben om het volume stage te organiseren. Veel stagiairs op school kan een verrijking betekenen, maar ook een risico voor het leerproces van leerlingen, enz. Het decreet garandeert evenmin dat stagiairs enigszins gelijkmatig over scholen gespreid worden en er genoeg stageplaatsen zijn. De Vlor vraagt om het effect van een hoger stagevolume snel te evalueren.
Een mentor krijgt de taak om stagairs, leraren in opleiding die lesgeven (Lio-banen) en beginnende leraren (aanvangsbegeleiding) te begeleiden. De Vlor sluit zich aan bij het principe dat een mentor altijd nog voor een deel van zijn opdracht lesgeeft. De keuze van de mentor en de invulling van zijn opdracht behoren volgens de raad tot de autonomie van de school.
De bedragen die de overheid uittrekt voor het mentoraat, zijn volstrekt onvoldoende om in de scholen een goed werkend mentoraat op te zetten. De Vlor vraagt meer middelen en een berekenings- en verdelingswijze die ervoor zorgt dat de middelen effectief terechtkomen bij de school waar de stagiair, Lio-baner of beginnende leraar praktijkervaring opdoet. Het decreet besteedt geen aandacht aan de belangrijke rol die vakleerkrachten en klasleraren spelen bij de begeleiding van stagiairs. De Vlor vindt dat een groot tekort.
De raad is tevreden dat de omschrijving van het beroepsprofiel van de ervaren leerkracht in het decreet kennis, vaardigheden en attitudes opneemt die horen bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen zoals de grootstedelijke context, meertaligheid, taalvaardigheid in het Nederlands, diversificatie van onderwijs, enz. Hij stelt voor om daar kennis, vaardigheden en attitudes aan toe te voegen die aansluiten bij de voornemens op het gebied van leerzorg.
Bij de beoordeling van de basiscompetenties van de beginnende leraar zal de Vlor veel aandacht besteden aan competenties zoals communicatie met ouders, respect voor een cultuur van participatie, voeling hebben met de brede maatschappelijke omgeving, omgaan met diversiteit en studiekeuzebegeleiding.
De Lio-baan is een nieuw concept. De Vlor is gewonnen voor het principe om beroepsuitoefening te gebruiken als praktijkcomponent van de lerarenopleiding, maar hij vindt de uitwerking van de Lio-baan in het voorontwerp van decreet onvoldragen. Er zijn onduidelijkheden over het statuut, de praktische organisatie is moeilijk, het pakket zwaar om in een jaar te realiseren. De Lio-baan is onaantrekkelijk voor zij-instromers die elders een loopbaan hebben opgebouwd. Nochtans heeft het onderwijs nood aan deze mensen.
De raad kan in principe akkoord gaan met de vermindering van het aantal vakken in het regentaat van drie naar twee. De vermindering schept mogelijkheden om aandacht te besteden aan andere competenties. Dat studenten de twee vakken vrij mogen combineren stemt de raad tevreden. Maar de Vlor vindt dat er nog te veel problemen en onduidelijkheden zijn om die vermindering tot twee vakken nu al door te voeren.