Advies over wijzigingen aan de studieomvang van opleidingen hoger onderwijs
De Vlaamse Regering besliste om een beleidskader uit te tekenen voor de uitbreiding (of vermindering) van de studieduur van masteropleidingen. De overheid tekende dit kader uit via een voorstel van decreet. Daardoor is zij niet verplicht advies te vragen aan de Vlor. De raad bracht echter op eigen initiatief toch advies uit omdat hij zijn bijdrage wil leveren aan de beleidsvoorbereiding. Hij wenst ook betrokken te worden bij de latere implementatie.
Omzichtigheid
De overheid ziet onvoldoende argumenten voor een uitbreiding van de studieomvang van alle masters van 60 studiepunten. Slechts in uitzonderlijke gevallen en dus op basis van kwalitatieve criteria kan de overheid positief ingaan op de aanvraag tot uitbreiding. De Vlor is tevreden dat er een oplossing komt voor opleidingen die met een prangend probleem in studieomvang kampen, maar vindt de omzichtigheid waarmee de uitbreiding benaderd wordt aanvaardbaar. Studieduurverlening heeft immers financiële gevolgen voor de overheid, instellingen, studenten en hun ouders. Studieduurverlenging heeft ook gevolgen voor de arbeidsmarkt.
Structuur
Om een transparant en eenvormig opleidingsaanbod in het hoger onderwijs te garanderen, heeft het voorstel de volgende structuur voor ogen:
- Masters van in principe 60 studiepunten en na strikte toetsing 90 of 120 studiepunten:
Masters van 90 studiepunten zijn nieuw. Er moeten bekeken worden hoe die zinvol ingevuld kunnen worden. De criteria voor uitbreiding zijn niet altijd evident. De internationale context verschilt immers van land tot land. De afstemming op de arbeidsmarkt is ook niet altijd simpel in te schatten. - Onderzoeksmasters van 120 studiepunten:
Dit mag niet leiden tot uitsluiting van andere studenten uit het doctoraat. Ook de selectieve toegang tot de onderzoeksmaster baart de Vlor zorgen. - Educatieve masters:
Het is onduidelijk wat de precieze inhoud van deze categorie is. De Vlor betreurt dat.
De rollende invoering heeft als gevolg dat de opleidingen pas binnen 4 jaar zullen starten. Voor sommige opleidingen is dit problematisch. De rollende invoering heeft wel als voordeel dat studenten aan het begin van de bacheloropleiding weten wat de precieze studieduur is. Dit sluit wel minder aan het idee van een grotere zelfstandigheid voor bachelor en master. De Vlor wijst er verder op dat het debat over de professionele bachelor en de ma-na-ma's nog gevoerd moet worden.
Procedure
Aanvragen moeten ingediend worden aan de hand van verifieerbaar feitenmateriaal. Dit is niet evident. Bovendien moeten instelling die eenzelfde de opleiding aanbieden een gezamenlijke aanvraag doen. De Vlor vindt dat aannemelijk. Er moet immers vermeden worden dat eenzelfde master in verschillende instellingen een ander aantal studiepunten telt. In het voorstel geeft de NVAO advies over de aanvraag door de capaciteit en de noodzaak te beoordelen. De Vlor vindt dat niet evident omdat de NVAO ook moet oordelen over de huidige opleidingen in het kader van accreditatie.