Advies over wijzigingen aan besluiten over tijdelijke projecten in het basis- en secundair onderwijs
De Vlor sluit zich in grote lijnen aan bij mogelijkheden die de overheid invoert om proeftuinen te verlengen.
Hij vindt wel dat een proeftuin slechts één keer verlengd kan worden. Dat hoeft niet noodzakelijk meteen voor drie jaar te zijn. Wanneer scholen een verlenging aanvragen, moeten ze ook weten of ze de extra middelen die ze voor het project krijgen, behouden. De overheid moet dus beslissen of ze de bijkomende middelen verder toekent bij verlenging, vóór de scholen verlengingen aanvragen. Hij vraagt ook voorzichtig te zijn met het verderzetten van extra middelen bij het verlengen van projecten die niet afwijken van de bestaande regelgeving. Er zijn immers heel wat scholen die eveneens vernieuwend werken binnen de bestaande regelgeving, maar daar geen bijkomende middelen voor ontvangen.
De stuurgroep die de aanvragen tot verlenging beoordeelt, kan ook beslissen om aan een project andere afwijkingen toe te kennen of bepaalde afwijkingen niet meer toe te laten. De Vlor vindt dat de regering en niet een stuurgroep daarover moet beslissen, zodat de rechtszekerheid gegarandeerd is. Andere afwijkingen toekennen mag, volgens de Vlor, ook enkel kunnen als de personeelsvertegenwoordigers in het lokaal comité van de school daarmee instemmen.
Tot slot vroeg de raad om de timing van de procedures in het besluit zo aan te passen dat scholen toch wat tijd krijgen om een aanvraag tot verlenging voor te bereiden en dat de goedkeuring van de verlengingen toch is afgerond vóór het nieuwe schooljaar begint.