Advies over het ontwerpdecreet Huizen van het Nederlands
De Vlaamse Onderwijsraad stelt voor om de Huizen van het Nederlands (HVN) een maximale autonomie en flexibiliteit te geven zodat zij een klantvriendelijke dienstverlening kunnen verzorgen die aansluit bij de behoeften in hun regio. Volgens het ontwerpdecreet van minister Vanderpoorten worden de Huizen de enige toegangspoort tot alle cursussen voor anderstaligen die Nederlands willen leren. De Vlor vindt dat de HVN zich eerder moeten toeleggen op de anderstaligen die hulp kunnen gebruiken bij het zoeken naar een geschikte NT2-cursus en op de coördinatie van de dienstverlening.
Het decreet geeft een juridische basis aan de pilootprojecten die sinds eind 2002 voortbouwen op het NT2-overleg en zorgt voor een netwerk van Huizen van het Nederlands (HVN). Zij moeten het aanbod aan verschillende cursussen Nederlands als Tweede Taal (NT2) laagdrempelig houden, de kandidaten naar de geschiktste cursus loodsen en een elektronisch platform creëren voor de uitwisseling van registratiegegevens. De overheid en de sector beschikken dan over correcte informatie over intake, doorstroming en eventuele wachtlijsten. De Vlor betreurt dat de minister niet gewacht heeft met het ontwerpdecreet tot na de evaluatie van de pilootprojecten. In zijn advies vraagt hij maximaal rekening te houden met de ervaringen. Om bij te dragen tot het welslagen van de Huizen signaleert de Vlor knelpunten en formuleert suggesties.
Volgens het ontwerpdecreet zijn alleen de HVN voortaan bevoegd voor de intake, het testen en doorverwijzen van kandidaten die geen studiebewijs NT2 hebben. De Vlor betwijfelt of dit haalbaar en wenselijk is. De raad van bestuur van elk HVN, waarin de centra die NT2-opleidingen aanbieden zitting hebben, maakt in zijn werkplan beter zelf afspraken over een eenvormige intakeprocedure, over wie, welke testen voor oriëntering en niveaubepaling afneemt, enz. Zo kan het Huis van het Nederlands inspelen op de lokale situatie en zich concentreren op de anderstaligen die zelf niet weten welke cursus NT2 ze best volgen. De groep volwassen anderstaligen heeft zo'n heterogene economische, sociale en studie-achtergrond en heeft zoveel verschillende motivaties om Nederlands te leren, dat een Huis van het Nederlands onmogelijk voor alle kandidaat-cursisten een meerwaarde kan betekenen. Er zullen zich bijvoorbeeld altijd kandidaat-cursisten melden aan de centra zelf.
Een belangrijk instrument om alles succesvol te laten verlopen is de elektronische gegevensuitwisseling en -opslag. Bij de pilootprojecten werkt dat niet feilloos. De overheid zou geschikte software moeten (laten) ontwikkelen.
De Vlor herhaalt zijn kritiek op het feit dat de Huizen van het Nederlands gefinancierd worden met geld dat oorspronkelijk bestemd was voor het onderwijs voor sociale promotie. Hij wijst op een contradictie: de Huizen van het Nederlands zullen de doorverwijzing verbeteren, maar de centra voor basiseducatie hebben niet genoeg middelen om alle laagst geschoolde anderstaligen meteen op te vangen. Zij zullen kandidaten op wachtlijsten moeten zetten. Tot slot vraagt de Vlor sociale maatregelen voor anderstalige hooggeschoolden die een NT2-cursus willen volgen aan de universitaire talencentra maar niet genoeg geld hebben om het inschrijvingsgeld te betalen.