Advies over de programmaties gewoon secundair onderwijs 2018-2019
De Vlor beraadde zich over 81 programmatieaanvragen voor het voltijds secundair onderwijs voor het schooljaar 2018-2019. De adviesvraag bevat aanvragen voor drie soorten programmaties: programmatie op basis van studiecontinuïteit (8) en programmatie van een nieuw structuuronderdeel op basis van inruil waarbij een bestaand structuuronderdeel gelijktijdig wordt opgeheven (72). Beide vallen onder de regelgeving voor programmatie van niet-programmeerbare structuuronderdelen. Daarnaast is er ook een aanvraag voor programmatie die niet onder de regelgeving voor vrije programmatie of niet-programmeerbare structuuronderdelen valt.
Beoordelingscriteria
Studiecontinuïteit
De Vlor beoordeelde de aanvragen in het kader van studiecontinuïteit gunstig in volgende gevallen:
- Een programmatie van een structuuronderdeel op het niveau eerste en tweede leerjaar van de derde graad aso, tso, kso of bso is alleen mogelijk als het onderliggend structuuronderdeel in het tweede leerjaar van de tweede graad het voorafgaand schooljaar voor het eerst werd opgericht;
- Een programmatie van een structuuronderdeel op het niveau derde leerjaar van de derde graad bso is alleen mogelijk als het onderliggend structuuronderdeel in het tweede leerjaar van de derde graad bso het voorafgaand schooljaar voor het eerst werd opgericht.
Of het onderliggend structuuronderdeel al dan niet tot stand gekomen is op basis van inruil, speelt bij die beoordeling geen rol.
Inruil
Scholen kunnen een niet-programmeerbaar structuuronderdeel programmeren wanneer zij gelijktijdig een ander structuuronderdeel opheffen in de eigen school of in een andere school van de scholengemeenschap. Dit structuuronderdeel kan noch vrij programmeerbaar noch een onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers zijn.
De scholen moeten deze aanvraag niet motiveren. De overheid geeft hen hier de mogelijkheid om zelf keuzes te maken. Zij kunnen hun aanbod evalueren en nagaan welk aanbod het best past in hun pedagogische visie. Dit betekent o.m. dat zij niet-rendabele studierichtingen waarin zij veel lesuren investeren voor weinig leerlingen, kunnen afbouwen.
De scholengemeenschappen krijgen het vertrouwen om na onderling overleg tussen hun scholen zelf te oordelen hoe zij hun aanbod meer rationeel kunnen uitbouwen. Zo respecteert de overheid de lokale autonomie en vermindert zij de planlast. De Vlor volgt de overheid in dit vertrouwen. Bij de beoordeling van deze aanvragen gaat hij toch na in hoeverre ze passen in het bredere aanbod in de regio. Ook elementen zoals de vrije keuze en de regionale spreiding worden in overweging genomen. Het is zeker een meerwaarde als de aanvraag past in het profiel van de school en/of in haar specifieke pedagogische visie.
Naar aanleiding van een aanvraag voor 2018-2019 en na overleg met het Agentschap voor Onderwijsdiensten is duidelijk geworden dat inruil niet kan worden ingezet om een vrij programmeerbaar structuuronderdeel van een studiegebied dat een school nog niet aanbiedt, te programmeren. Inruil heeft enkel betrekking op niet vrij programmeerbare structuuronderdelen. Voor de betreffende aanvraag is Artikel 179/1 van de Codex Secundair Onderwijs en de criteria die daarin worden vermeld van toepassing. Deze regelgeving is gewijzigd in 2017.
Algemene opmerkingen
De mogelijkheid om structuuronderdelen waarvoor geen belangstelling meer is, in te ruilen voor meer toekomstgerichte structuuronderdelen, geeft scholen beleidsruimte. Die kunnen zij gebruiken om zich voor te bereiden op de modernisering van het secundair onderwijs. De Vlor stelt vast dat de keuzes die scholen maken voor het schooljaar 2018-2019 in vergelijking met de voorgaande jaren veel gerichter zijn, omdat scholen nu een beter zicht hebben op de toekomstige structuur van het studieaanbod (matrix en concordantietabellen). Zo maken veel scholen in hun aanvraag expliciet melding van een verbreding van het aanbod in de eerste graad en benoemen ze de studiedomeinen van het vernieuwde aanbod. Er is duidelijk sprake van een overgangsfase: scholen willen bepaalde structuuronderdelen programmeren met het oog op toekomstige concordantie.
Deze programmatieronde is de derde op basis van de huidige regelgeving. Bij de programmatieaanvragen voor het schooljaar 2016-2017 en 2017-2018 heeft de Vlor eveneens de aanvragen voor programmaties op basis van inruil beoordeeld. De overheid heeft toen uiteindelijk alle aanvragen goedgekeurd, ook die aanvragen met een ongunstig advies van de Vlor. Deze procedure, waarbij enerzijds de Vlor moet oordelen over de opportuniteit van het initiatief zonder dat de scholen hun aanvraag moeten motiveren en anderzijds de overheid alle aanvragen goedkeurt, draagt niet bij tot een meer rationeel aanbod. Daarbij rijst de vraag of in dit geval een gewone meldingsprocedure in plaats van een omstandige aanvraagprocedure niet bijdraagt tot nog méér planlastvermindering.
Verder verloop
De Vlaamse Regering zal een beslissing nemen op basis van het advies van de Vlor, AgODi en de Onderwijsinspectie.