Advies over de hervorming van de opleidingsincentives voor werknemers
De sociale partners bereikten een akkoord over de hervorming van de opleidingsincentives voor werknemers: het betaald educatief verlof, de opleidingscheques en de aanmoedigingspremies voor een opleiding. De Vlaamse Regering antwoordde op dat akkoord met een aantal maatregelen voor het hervormen van de opleidingsincentives. De Vlor bekeek de mogelijke effecten van deze voorstellen op het opleidingsaanbod in het volwassenenonderwijs en stelt vast dat de ambitie om de deelname aan opleiding en vorming van alle werknemers te verhogen, niet wordt waargemaakt.
Kansengroepen
Zo zijn er te weinig concrete voorstellen om de voornaamste doelgroep van de hervorming, de kansengroepen, te bereiken. De opleidingen van de basiseducatie worden niet vermeld in de nota, terwijl deze opleidingen net gericht zijn op het verhogen van geletterdheidscompetenties van laag- en kortgeschoolde werknemers. Die zijn belangrijk als opstap naar verdere competentieontwikkeling en hebben positieve effecten, zowel voor de individuele werknemer, als voor het bedrijf of de organisatie en de ruimere samenleving.
Levensbrede dimensie
De opleidingen die in aanmerking komen voor opleidingsincentives worden te eng gedefinieerd als arbeidsmarktgerichte opleidingen. De Vlor vindt dat de levensbrede dimensie van leren en persoonlijke ontwikkeling meer aan bod moet komen. Vlaanderen kent een lage deelname aan opleiding en vorming, zeker bij de laag- en kortgeschoolde werknemers. Levensbreed leren is voor deze doelgroep net een eerste stap om tot leren te komen en kan een opstap zijn naar verdere professionele ontwikkeling. Anders dreigt de hervorming het matteüseffect enkel te versterken, het ongewenste verschijnsel dat wie het meest behoefte heeft aan vorming en educatie, in de praktijk het minst deelneemt.
Brede toegang
De toegang tot de opleidingsincentives wordt beperkt, alsook de keuzevrijheid van de werknemers bij het bepalen van de instrumenten die zij willen inzetten voor het volgen van opleiding en vorming. Verder is er is nog heel wat onduidelijkheid over de zes oriëntaties, de selectiecriteria voor de opleidingen die in aanmerking zullen komen voor de opleidingsincentives, over de erkenning van de instellingen en opleidingen en over de outputfinanciering.