Advies over de aanpassingen aan het kwaliteitszorgsysteem hoger onderwijs
In 2003 gaf het structuurdecreet vorm aan het stelsel van visitaties en accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs. Het decreet van 2012 over kwaliteitszorg hoger onderwijs introduceerde de instellingsreview (met focus op onderwijsbeleid) in combinatie met de opleidingsbeoordeling (met focus op onderwijskwaliteit). De overheid wil de externe kwaliteitszorg nu meer geïntegreerd aanpakken. Om een instellingsaccreditatie te verkrijgen, zal naast de kwaliteit van het onderwijsbeleid, ook de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen beoordeeld worden.
Om de overgang naar instellingsaccreditatie mogelijk te maken, worden pilots opgezet. De universiteiten en hogescholen die daarvoor kiezen, krijgen de ruimte om de regie van de kwaliteitszorg in handen te nemen. Zij worden ook vrijgesteld van opleidingsvisitaties met het oog op accreditatie. Na de overgangsfase volgt in 2017-2018 een evaluatie zoals die al in de Codex Hoger Onderwijs is opgenomen.
Instellingsaccreditatie is een veelbelovende keuze
De visitaties met het oog op accreditatie werden ongeveer 10 jaar geleden ingevoerd. Ze zijn ondertussen routine geworden. De overgang naar een instellingsaccreditatie zorgt ongetwijfeld voor een nieuw elan en een nieuwe dynamiek. De keuze voor een instellingsaccreditatie is dan ook een logische volgende stap in kwaliteitscultuurevolutie. Op die manier krijgen instellingen de kans om op een continue manier aan kwaliteitszorg te werken.
Vereenvoudiging en keuzemogelijkheid zijn goede invalshoek
De Vlor is tevreden met de vereenvoudiging die het nieuwe systeem inhoudt. De combinatie van een instellingsreview met een opleidingsbeoordeling bleek immers een zware werkbelasting. De raad vindt het ook positief dat de instelling zelf kan kiezen om al dan niet in het nieuwe systeem in te stappen.
Samenwerken aan een gedragen systeem
De pilots zijn bedoeld om van elkaar te leren. Het voorontwerp van decreet laat de precieze invulling van het proces onbenoemd en geeft de instellingen de mogelijkheid om de regiefunctie zelf in te vullen. De Vlor apprecieert deze werkwijze en is er voorstander van dat instellingen, NVAO, stakeholders en overheid samenwerken om het uiteindelijke kwaliteitszorgsysteem gedurende de volgende jaren in te vullen en verder te ontwikkelen.
Aandachtspunten
Externe partners moeten betrokken blijven
Het feit dat instellingen zelf de regie krijgen over de borging van de kwaliteit van de opleidingen, ontslaat hen niet van de verplichting om daarop permanent en op eigen initiatief toe te zien. De Vlor gaat ervan uit dat zij dit doen in overleg met hun stakeholders (studenten, personeel, deskundigen, beroepen- en middenveld). Een instelling kent haar eigen opleidingen het best, maar dit neemt niet weg dat externe, onafhankelijke input waardevol blijft.
Studenten moeten centraal blijven staan
De Vlor is het eens met het uitgangspunt van de overheid dat de betrokkenheid van studenten bij de kwaliteitszorg hoger onderwijs essentieel is. Er wordt terecht veel belang gehecht aan de rol van de studenten en hun vertegenwoordigers in alle fasen van het kwaliteitszorgproces en op alle niveaus van de instelling en het hoger onderwijs.
Planlast bewaken
De Vlor verwacht dat in eerste instantie de financiële inspanningen en de werkbelasting in de instellingen niet zullen verminderen. Het volledig nieuw systeem vraagt ongetwijfeld een organisatorische reorganisatie. De Vlor vindt het belangrijk dat van nabij bewaakt wordt dat de wijzigingen effectief een beperking van de planlasten een vermindering van de financiële belasting betekenen.
Nood aan transparantie en een grondige evaluatie
De Vlor is van mening dat ook naar derden op een heldere manier gecommuniceerd moet worden over de inhoud en finaliteit van de wijzigingen aan het kwaliteitszorgstelsel en de wezenlijke verbeteringen die dit nieuwe stelsel in het vooruitzicht stelt. Het decreet voorziet een evaluatie in 2018. De Vlor vraagt de overheid om samen met alle belanghebbenden, de ontwikkelingen nauw in de gaten te houden en indien nodig bij te sturen. Meer in het bijzonder moet nagegaan worden of de studenten voldoende vergelijkbare informatie over de opleidingen ter beschikking hebben.