Advies over conceptnota financiering hoger onderwijs
In het advies over de conceptnota voor de financiering van het hoger onderwijs schaart de Raad Hoger Onderwijs zich achter het uitgangspunt om één en hetzelfde financieringssysteem te gebruiken voor universiteiten en hogescholen. Maar de conceptnota bevat onvoldoende concrete parameters om de financiële gevolgen in de praktijk nu al duidelijk te kunnen inschatten. Daarom zijn de standpunten in dit advies voorlopig. Als het budget ongewijzigd blijft, kan dit nieuwe systeem ingrijpende budgetverschuivingen teweeg brengen. De raad pleit er daarom voor om bij de overgang extra middelen te voorzien. Hij wijst trouwens in het algemeen op dat hogescholen en universiteiten een gezonde financiële basis nodig hebben.
De conceptnota handelt enkel over de eerste geldstroom. De financiering van de sociale voorzieningen, investeringen, infrastructuur en de studiefinanciering komen nu niet aan bod. Hoewel er raakvlakken zijn met deze andere financieringsstromen, vindt hij het terecht dat de minister eerst klaarheid wil scheppen in de financiering van de eerste geldstroom.
In het voorstel van de minister bestaat het financieringssysteem uit vier delen: een sokkel, een aanmoedigingsfonds, een onderwijsgebonden financiering en een onderzoeksgebonden financiering.
De Raad Hoger Onderwijs gaat ermee akkoord dat elke instelling dezelfde sokkel ontvangt voor zijn basiswerking. Al volstaat deze sokkel niet om de vaste kosten volledig te dekken.
Voor het deel van hun financiering dat ze via het aanmoedigingsfonds ontvangen, moeten de instellingen driejaarlijkse beheersovereenkomsten afsluiten met de overheid. Gelijke kansen en diversiteit bevorderen, beschouwt de minister als een mogelijke doelstelling van deze ‘incentive funding'. De raad vindt echter dat een gelijkekansenbeleid in het hoger onderwijs te fundamenteel is om te laten afhangen van tijdelijke, stimulerende financiering. Dit hoort structureel in het financieringssysteem ingebouwd te zijn.
Over het onderwijsgebonden variabel deel van de financiering blijft de raad voorzichtig. Hij vindt dat het voorgestelde systeem van voornamelijk outputfinanciering niet genoeg mogelijkheden biedt voor een doelgroepenbeleid. Sommige doelgroepen zullen misschien minder snel doorstromen, bijvoorbeeld omwille van verschillen in het startniveau. Daarom vindt de raad specifieke financiering op grond van studentenkenmerken noodzakelijk. Hij denkt aan een systeem dat voornamelijk gebaseerd is op inputfinanciering, en waarbij men rekening houdt met studentenkenmerken, aangevuld met een kleinere outputcomponent.
De Raad Hoger Onderwijs onderschrijft het principe dat de financiering van onderzoek een apart onderdeel vormt.
Het nieuwe financieringssysteem zal de bestaande situatie drastisch wijzigen. De raad dringt erop aan om het systeem grondig op te volgen en eventuele bij te sturen zodat het geen ongewenste effecten veroorzaakt.
Bij het advies is een minderheidsstandpunt gevoegd van de vertegenwoordigers van de werkgevers.