Een gegarandeerde basisfinanciering voor het hoger onderwijsAdvies n.a.v. de OESO-review ‘Resourcing Higher Education in the Flemish Community of Belgium’
In december 2021 publiceerde de OESO het review-rapport Resourcing Higher Education in the Flemish Community of Belgium’. Dat analyseert de financiering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, vergelijkt het met systemen van andere landen en formuleert beleidsaanbevelingen. De onafhankelijke OESO-experten legden er ook knelpunten bloot, waarvan een aantal al enige tijd leven in het veld.
Nood aan gegarandeerde basisfinanciering
Naar aanleiding van dat rapport neemt de Vlor het huidige Vlaamse financieringssysteem onder de loep. De middelen voor het hoger onderwijs zijn het laatste decennium immers niet meegegroeid met de studentenaantallen. Bovendien zijn er in de feiten herhaaldelijk veel minder middelen toegekend dan oorspronkelijk werd voorzien via het financieringsdecreet uit 2008. Op die manier is de basisfinanciering van het hoger onderwijs niet gegarandeerd, dat bevestigt ook de OESO. Voldoende investeringen zijn nochtans cruciaal om de kwaliteit ervan te blijven garanderen.
Alternatieve pistes
Daarnaast zetten de resultaten en aanbevelingen van het OESO-rapport aan tot verdere reflectie over een aangepast financieringsmechanisme voor het Vlaamse hoger onderwijs van de toekomst. De Vlor vindt het onder meer de moeite om het effect van open-end financiering, de impact en meerwaarde van de sturende parameters in het financieringssysteem, en de mogelijkheden tot het uitwerken van een fijnmazig systeem voor studiebeurzen, grondig te verkennen en analyseren.
Scepticisme voor bijkomende verantwoording
De OESO stelt voor een systeem van instellingsakkoorden in te voeren. Daarbij zou elke instelling worden gevraagd om enkele cruciale ontwikkelingsdoelstellingen voor een periode van vier of vijf jaar te formuleren, samen met specifieke acties en methodes voor de beoordeling van de voortgang van de doelstellingen. Hoewel de Vlor het belangrijk vindt dat hogeronderwijsinstellingen zelf strategische doelstellingen bepalen om op langere termijn zaken te realiseren én dat er een overkoepelende hogeronderwijsstrategie tot stand komt, zien we geen nood om over te stappen naar een systeem van instellingsakkoorden. Er zijn immers ook nadelen aan verbonden, met name een verhoging van de verantwoordingsdruk en een bedreiging van de ruimte die hogeronderwijsinstellingen van de overheid momenteel krijgen binnen het vastgelegde globale kader.
Kleinere bijsturingen huidige systeem
Tot slot zijn er enkele OESO-aanbevelingen die volgens de Vlor nuttig kunnen zijn, maar slechts een impact hebben op afgelijnde onderdelen van het huidige financieringssysteem. Hierdoor lijken ze relatief gezien eenvoudiger te realiseren. Het gaat bijvoorbeeld om een vereenvoudigde set van opleidingsspecifieke gewichten voor de professionele opleidingen, degelijke initiatieven en instrumenten voor studiebegeleiding, informatieverstrekking over de totale kost van het hoger onderwijs, etc.
Belang stabiel financieringssysteem
Voor de Vlor moet een financieringsmechanisme in elk geval transparant, billijk, eenvoudig en zo objectief mogelijk zijn. De autonomie van de instellingen dient daarbij centraal te staan in een ‘lumpsumbenadering’. Het financieringsmechanisme moet ook stabiliteit genereren, zelfs in een overgangsperiode tussen verschillende mechanismes in. Om dat te kunnen garanderen, is er nood aan een degelijke visie-ontwikkeling.