Ook leren programmeren kun je buiten aanpakken

Wat?

Getuigenis van een basisschool die de effecten van buitenlesactiviteiten (BLA) beschrijft, onder meer op het vlak van STEM.

Waar? Wie? Wanneer?

Basisschool De STEMpel – De Pannebeke, Brugge. Maart 2020.

Dwarsverbanden

  • Uitdaging ‘spelen en leren’: BLA biedt mogelijkheid tot learning by doing (tegenover te grote focus op ‘luisteren’ en cognitieve aanpak).
  • Uitdaging ‘educatie voor duurzame ontwikkeling’: natuurbeleving stimuleert de verbondenheid met de natuur, de positieve attitudes ten aanzien van de natuur.
  • Uitdaging ‘leerling eigenaar van leerproces’: van een ex-cathedra-aanpak naar een meer coachende houding (groei naar een andere mindset voor de leerkracht), met meer plaats voor ervaringsgerichte processen en voor ‘spelen en leren’.
  • Uitdaging ‘STEM’: onder meer leren programmeren door spel- en samenwerkingsmethodieken.
  • Uitdaging ‘gezondheidseducatie’: meer bewegen’ (tegenover kinderen zitten te vaak stil).
  • Uitdaging ‘Brede School’: de omgeving is méér dan het klaslokaal en de speelplaats!

Rode draden in de aanpak

Een rode draad is het op een participatieve manier uitwerken van een visie in de school, aangestuurd door de directie. Tegelijk krijgen leerkrachten de tijd om zelf te ontdekken wat BLA kan betekenen voor hun lespraktijk, hoe ze via BLA heel wat (STEM-)doelstellingen makkelijker kunnen bereiken, conform de decretale kaders. Ook ouders hebben inspraak. Er is veel aandacht voor groei- en ontwikkelingspotentieel bij kinderen en leerkrachten (leren, nascholing).

Beschrijving/in de praktijk

Charlotte Vanlancker, leerkracht en Cindy Cottenjé, directrice, Basisschool De STEMpel – De Pannebeke, Brugge

Twee jaar geleden is het bij ons beginnen kriebelen toen ik op een Erasmusbijeenkomst over STEM in Griekenland voor het eerst hoorde over openluchtonderwijs. Ik ging op zoek naar een nascholing en vond die ik bij de pedagogische begeleidingsdienst van de Stad Gent. Ook in het MOS-café kwam dit ter sprake. Samen met andere leerkrachten zocht ik naar methodieken en werkvormen om onze activiteiten naar buiten te brengen. Nu sta ik in verschillende klassen en ga ik geregeld naar buiten, dat wil zeggen minstens één keer per week. Ook al kan het hard waaien en sneeuwen en zijn de jassen niet altijd waterdicht, toch wil ik even buiten zijn, al is het maar voor even. Ik vind die slogan zeer terecht: ‘slecht weer bestaat niet, alleen slechte kledij bestaat!’ De kinderen kijken er erg naar uit. Als ze mij zien, vragen ze, ‘wanneer gaan we nog eens naar buiten?

Onze visie is: spelen en leren moet je combineren, learning by doing. Wat we weten over ‘leren’, trekken we door naar de lessen: ‘luisteren’ naar leerinhoud blijft minder lang hangen dan ‘doen’. Als je dingen uitprobeert, steek je er meer van op. De rol van de leerkracht verschuift dan ook meer naar het coachende: de leerling moet veel meer zelf doen, wordt hierin begeleid en de beste leerplaats is ‘buiten’. En daar hoort dus ook training en nascholing voor de leerkrachten bij.

We zijn tegelijk een STEM-school, dus dat geeft al aan waar we voor staan. We leggen onder meer de focus op ‘programmeren’ en ook dat kun je buiten aanpakken. Bij ‘levend programmeren’ teken je bijvoorbeeld een veld met vierkantjes. De opdracht is dan om in stappen van het ene vak naar een ander te gaan en die stappen goed te beschrijven, alsof je een robot bent: twee stappen vooruit, naar links draaien, een stap vooruit … De leerlingen tekenen het veld, dus moeten ze meten en tellen. Ze leggen kaartjes met de instructies voor de ‘robot’.

Aanvankelijk hadden de collega’s wat drempelvrees, ze uitten enkele bezorgdheden: ‘ik heb mijn leerplandoelen die ik wil halen, dit dreigt er bovenop te komen …’. We hebben ondertussen geleerd dat het meer gaat om een andere mindset. Het is niet iets extra’s, het is dezelfde dingen gewoon anders doen.

We verwijzen naar wetenschappelijk onderzoek om dit te onderbouwen. Kinderen hebben meer zuurstof en beweging nodig, zitten te veel stil, zitten te veel op elkaar … En zo zie je dat leerkrachten elkaar beginnen inspireren, zodat ook de twijfelaars over de brug komen. De vele voorbeelden van andere scholen en van onze eigen experimenten rond taal, wiskunde en andere inhouden helpen daar bij. Ook aan de ouders moet je dit consequent uitleggen: kleed je kinderen niet op z’n zondags. En ze geven ons allemaal gelijk. Zo hebben we voor het grootouderfeest een zoektocht buiten georganiseerd. En iedereen was zeer enthousiast.

Eens je begint na te denken over wat je buiten kan doen, word je steeds creatiever. Een voorbeeld uit de taalles: maak groepjes van vier, die nemen één stuk touw vast. Deel de kaartjes uit met woorden als ‘huis’. Zoek met je groep op de speelplaats een woord dat hier op rijmt. Doordat de leerlingen het touw niet mogen loslaten, zijn ze verplicht om samen te werken. De leerling die het niet weet, pikt het dan van zijn vriendjes op.

We maken ook goede afspraken met de kinderen: het is niet de bedoeling dat je tijdens een buitenles op een speeltuig kruipt of dat je wegloopt, je trekt op straat je fluohesje aan, je loopt niet vooruit … Zo leren ze verantwoordelijkheid nemen. We hebben ook een ‘pantoffelbeleid’ ingevoerd: pantoffels in de klas, laarzen buiten. Overigens, ook de poetsvrouwen zijn tevreden!

We hebben de koudwatervrees wat betreft buitenlessen stilaan overwonnen. Met kleine experimenten beginnen de leerkrachten er steeds meer in te geloven. Je moet er de tijd voor nemen, en hen in hun creativiteit stimuleren. Als tips voor de beginnende buiten-leerkracht geef ik mee: zorg dat je weet waarom en wanneer je naar buiten wilt stappen. Zorg dat je de ouders mee hebt. Zorg dat je materiaal in orde is, zorg voor regenkledij en laarzen. Begin simpel en bouw het langzaam uit, zodat jij en de kinderen de routine ervan vinden. Maak duidelijke afspraken met de kinderen en bouw dat samen op. Zie het heel breed: de omgeving is meer dan de speelplaats en het park. Als je naar toneel gaat, ga je ook naar buiten.