Drempels wegwerken voor het levenslang leren in het hoger onderwijsAdvies voor het Vlaams actieplan levenslang leren
De OESO-cijfers bevestigen dat de participatie aan levenslang leren in Vlaanderen bijzonder laag is, ook in het hoger onderwijs. Slechts een klein deel van de volwassenen participeert na het behalen van het diploma aan initiatieven levenslang leren of behaalt op latere leeftijd nog een diploma hoger onderwijs.
Hoe kan de rol van het hoger onderwijs in het levenslang leren in Vlaanderen versterken? De Vlor legt een paar drempels bloot en geeft enkele handvaten voor het Partnerschap Levenslang Leren. Dat moet tegen juni 2021 een ambitieus actieplan voorleggen waarmee de Vlaamse regering haar beleid inzake levenslang leren kan aanscherpen.
Een brede visie op levenslang leren
Een ‘leven lang leren’ start bij de geboorte en blijft de hele levensloop duren. In die visie op levenslang leren staat een algemene leercultuur centraal, die van jongsaf aan moet worden aangewakkerd. Levenslang leren komt immers niet enkel individuen, maar ook organisaties en ondernemingen ten goede en bevordert een gezonde samenleving in al zijn facetten.
Welke rol kan het hoger onderwijs spelen binnen de visie van ‘een leven lang leren’? Hoewel levenslang leren in hoger onderwijs vaak gericht is op het versterken van de positie op de arbeidsmarkt en het verder uitbouwen van de loopbaan, gebeurt het ook omwille van zelfontplooiing, sociale integratie en maatschappelijke participatie. Er zijn dan ook verschillende profielen van lerenden die participeren aan het levenslang leren in hoger onderwijs. Sommigen hebben geen basisdiploma hoger onderwijs verworven en combineren op latere leeftijd het hoger onderwijs met hun professionele bezigheden. Anderen hebben wel een basisdiploma en stromen opnieuw in om zichzelf om, op of bij te scholen.
Levenslang leren in het hoger onderwijs wordt vaak geassocieerd met de brede waaier aan permanente vormingen, gaande van bijvoorbeeld korter durende dag- of avondopleidingen, tot meerdaagse opleidingen en tot onderdelen van opleidingen die kunnen worden gevolgd met creditcontracten. Daarnaast omvat het aanbod levenslang leren in het hoger onderwijs ook diverse andere programma’s. Er zijn immers ook de basisopleidingen (graduaats-, bachelor-, en masterprogramma’s, voorbereidings- en schakelprogramma’s) waaraan werkstudenten deelnemen, of de programma’s die gericht zijn op het uitbreiden van de kennis en vaardigheden uit initiële bachelor- of masterprogramma’s (nl. banaba’s, manama’s of postgraduaten).
Drempels en aanbevelingen
De Vlor vraagt maatregelen om de leercultuur onder lerenden te versterken, om hen correcte informatie te verschaffen over het opleidingsaanbod, en om hen via doordachte opleidingsincentives en een ruimere invulling van de EVC te stimuleren om te participeren aan het levenslang leren in het hoger onderwijs.
Voor aanbieders van levenslang leren dienen de drempels rond de financiering, zowel voor het identificeren van werkstudenten als voor het inrichten van een postinitieel aanbod levenslang leren in het hoger onderwijs, te worden aangepakt.
Op vlak van organisatiewijze en onderwijsvorm benadrukt de Vlor het belang van een meer flexibele organisatiewijze van het aanbod levenslang leren in het hoger onderwijs via onder meer micro-credentials of micro-degrees, van aansluiting van de regelgeving op de nieuwe digitale en ‘blended’ onderwijsvormen, en van afstemming en samenwerking tussen diverse actoren in het veld van het levenslang leren.