Advies Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009
De Raad Secundair Onderwijs heeft zich voor zijn advies over het Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009 voornamelijk gebaseerd op standpunten die de Vlor in eerdere adviezen heeft uitgebracht. In het jeugdbeleidsplan stelt de regering, op basis van een globale visie op de jeugd en het jeugdbeleid, de doelstellingen van een geïntegreerd jeugdbeleid voor. Het plan bevat een hoofdstuk over onderwijs en ook in de hoofdstukken over andere beleidsdomeinen staan bepalingen over onderwijs.
De Vlor waardeert de nadruk die het jeugdbeleidsplan legt op talentontwikkeling en gelijke onderwijskansen. Ook over veel andere beleidslijnen bestaat er overeenstemming tussen de visie van de minister van Cultuur, Jeugd en Sport en die van de onderwijspartners. De raad blijft benadrukken dat men de onderwijssector moet betrekken bij beleidsplannen van andere sectoren, als die invloed hebben op het onderwijs.
Het advies behandelt de volgende thema's:
Rechtspositie en participatie: De Vlor steunt de voorstellen om een open en participatief schoolklimaat te bevorderen. Het verhoogt het welbevinden van leerlingen en is een vorm van democratische opvoeding. Dit is een groeiproces dat meer inhoudt dan procedures uitvoeren.
Zorgbeleid: De Vlor ondersteunt een beleid dat zich inspant om alle leerlingen gelijke onderwijskansen te geven. Daarom pleit hij voor een continuüm van onderwijszorg waarin het gewoon onderwijs, het buitengewoon onderwijs en andere leerfaciliteiten samen het onderwijs waarborgen voor kinderen en jongeren met een handicap. Hij vraagt specifieke ondersteuning voor jongeren met ernstige gedrags- en emotionele problemen. Een efficiënte aanpak van spijbelen en absoluut schoolverzuim, een gedeelde verantwoordelijkheid met andere beleidsdomeinen, moet het recht op onderwijs helpen waarborgen. In verband met integrale jeugdhulp wijst de raad op de betrokkenheid van de scholen zelf, naast de CLB's.
Brede school: De brede school houdt veel kansen in om een breed vormingsconcept te realiseren, maar ook gevaren voor de goede werking van de school en het personeel als over de realisatie van de brede school onduidelijke afspraken bestaan. De Vlor vindt dat dit concept spoedig uitgeklaard moet raken en wil scholen dit concept dan laten invullen volgens hun draagkracht.
Schoolcurricula: De raad vraagt dat de overheid de evaluatie van vakoverschrijdende thema's en hun uitwerking in eindtermen grondig en doordacht aanpakt, op basis van relevante en omvattende instrumenten. In afwachting hoeven er geen nieuwe vakoverschrijdende eindtermen bij te komen.
Voorbereiding op de arbeidsmarkt: Over de beleidsrotonde ‘Werkgelegenheid' kan de Vlor nog niet veel concrete uitspraken doen. Wel herhaalt hij dat onder meer een overzichtelijke kwalificatiestructuur de afstemming onderwijs – arbeidsmarkt kan helpen bevorderen. De opwaardering van deeltijdse leersystemen zou een prioriteit moeten zijn net als het scheppen van voldoende aanbod om werkplekervaring op te doen of voortrajecten te volgen.
Financiering: Samen met het verzoek om meer te investeren in het onderwijs, oppert de raad dat andere sectoren extra middelen ter beschikking kunnen stellen voor doelstellingen die zij via transversaal beleid willen realiseren met de hulp van het onderwijs. Over de precieze draagwijdte van kosteloos leerplichtonderwijs of van “kostenbeheersing” stellen zich nog veel vragen. De raad steunt de intentie van de overheid om het onderzoek naar de schoolkosten en de bijdrage van ouders te actualiseren. Hij vraagt de overheid de studiebeurzen voor secundair en hoger onderwijs te verhogen tot het niveau van de reële kosten.