Advies over typemodulering CLB in het kader van integrale jeugdhulpverlening
In de integrale jeugdhulpverlening moeten de zeven betrokken sectoren tegen juni 2006 hun aanbod beschrijven en coördineren aan de hand van typemodules en modules. De Vlor adviseerde over de typemodules die voor de CLB-sector zijn uitgewerkt.
De Vlor is ervan overtuigd dat de samenwerking in de integrale jeugdhulp een meerwaarde kan betekenen voor jongeren met specifieke opvoedings- en ontwikkelingsbehoeften. Het schoolse welbevinden verdient ruime aandacht omdat een kwalificatie behalen erg belangrijk is voor de maatschappelijke integratie van deze jongeren. Daarom moet men niet enkel streven naar afstemming tussen de welzijnsdiensten, maar ook naar afstemming met de leerlingenbegeleiding in onderwijs. De Vlor vindt het om die reden belangrijk dat de hele onderwijssector geïnformeerd wordt over de implementatie van integrale jeugdhulp.
De typemodules voor de CLB-sector zijn vooral geschreven in het jargon van de welzijnssector en de hulpverlening. De Vlor maakt zich daar zorgen over omdat de nadruk op het curatieve komt te liggen, terwijl het CLB zich meer toelegt op preventie. De Vlor vraagt daarom een taal te gebruiken die beter aansluit bij de realiteit van het CLB. De raad geeft de term ‘diagnostiek' als voorbeeld van een term die in drie verschillende betekenissen gebruikt wordt.
Er is een duidelijke samenhang nodig tussen de aanpak van de verschillende sectoren, vindt de Vlor. Als sommige sectoren zich bijvoorbeeld profileren als eerste- of tweedelijnsvoorziening, beïnvloedt dat logischerwijs de werking van andere sectoren. De raad merkt wel op dat de overheid bij de afstemming en coördinatie geen andere opdrachten aan de CLB-sector kan vragen dan degene die het CLB-decreet omschrijft. De Vlor benadrukt nog eens dat hulpverlening maar een onderdeel is van de hele CLB-werking. De relatie met het onderwijs staat in het CLB centraal.
Tot slot stipt de Vlor aan dat de typemodulering voor het CLB voldoende flexibel moet opgesteld zijn om rekening te kunnen houden met nieuwe ontwikkelingen die het debat over “leerzorg” op gang zal brengen.