Advies over het ondersteuningsmodel
Minister Crevits bracht een nota uit waarin de principes van een nieuw ondersteuningsmodel worden vastgelegd. Dat ondersteuningsmodel moet ervoor zorgen dat er beter kan ingespeeld worden op de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de daarmee samenhangende ondersteuningsbehoeften van hun leraren.
Voorzichtige stap voorwaarts
De Vlor ziet alvast een aantal elementen die maken dat het nieuwe ondersteuningsmodel beter kan inspelen op de onderwijsbehoeften van leerlingen en de ermee samenhangende ondersteuningsbehoeften van hun leraren:
- De middelen voor GON/ION en de waarborgregeling worden gebundeld zodat ze gerichter en meer gecoördineerd kunnen ingezet worden;
- De toegang tot ondersteuning hangt meer af van de onderwijsbehoeften van de leerlingen doordat het medisch model deels wordt losgelaten;
- Er is ook aandacht voor leraargerichte ondersteuning naast die van een leerlinggerichte of een meer handicapspecifieke ondersteuning;
- Het wordt mogelijk om heel het jaar door in te spelen op ondersteuningsvragen;
- De lokale actoren kunnen zelf de duur, intensiteit en focus van de ondersteuning bepalen.
Niet haalbaar met huidige middelen en timing
De uitrol van het nieuw ondersteuningsmodel in een budgetneutraal kader is onhaalbaar. Om de ondersteuning ten volle te realiseren in de scholen, is er nood aan meer middelen. Daarnaast vindt de Vlor het onhaalbaar om een volledig operationeel ondersteuningsmodel te laten ingaan op 1 september 2017. Er moeten eerst nog te veel elementen opgehelderd en geregeld worden, alsook in de verwante dossiers zoals leerlingenbegeleiding, bestuurlijke optimalisatie en het loopbaandebat. Bovendien is er tijd nodig om samenwerkingsverbanden en ondersteuningsteams te laten groeien en operationeel te maken. Ook moeten ouders en leerlingen tijdig kunnen geïnformeerd worden over de veranderingen die op til zijn.
Krijtlijnen voor de verdere discussie
De Vlor geeft een aantal krijtlijnen mee waarbinnen de discussie over de verdere operationalisering gevoerd kan worden, rekening houdend met een realistisch tijdspad waarbinnen de continuïteit van de ondersteuning wordt gegarandeerd en het nieuwe model wordt voorbereid:
- de samenwerkingsverbanden: geen afzonderlijke structuren die extra gecreëerd worden, maar wel een ondersteuningsnetwerk dat organisch groeit verbonden met het pedagogisch project. De expertise kan ook ter beschikking gesteld worden aan andere onderwijsverstrekkers via internettensamenwerking;
- de ondersteuningsteams: geen expertencentra, maar wel een identificeerbaar team dat wordt ingeschakeld op basis van het overleg tussen school, clb en pedagogische begeleidingsdienst
- aanwijzingen voor samenstelling en aansturing van de ondersteuningsteams, competentieverhoging en versterking van professionaliteit van leraren
- de verdeling van de middelen: verder onderzoek en simulaties zijn nodig
- de samenwerking met ouders en leerlingen als gelijkwaardige partner in de dialoog over het ondersteuningstraject van de leerlingen.
Specifiek model voor het hoger onderwijs
De Vlor is van oordeel dat het hoger onderwijs een specifieke context is die sterk van het leerplichtonderwijs verschilt en stelt daarom een specifiek ondersteuningsmodel voor het hoger onderwijs voor dat tegelijkertijd start met dat van het leerplichtonderwijs.