Advies over een voorstel tot vereenvoudiging van het leerkrediet
In het hoger onderwijs worden de eerste gevolgen van flexibilisering zichtbaar. Om het rendement van zo’n ingrijpende onderwijsvernieuwing te optimaliseren, zijn voortdurende evaluatie en bijsturing noodzakelijk. In dat kader stelde de Vlor in zijn advies over de studievoortgangsmaatregelen, een aantal acties voor om de studieduur te beperken. Studieduurverlenging wordt immers algemeen aangewezen als een van de grote struikelblokken van de flexibilisering.
Nochtans hoeft die studieduurverlenging niet altijd problematisch te zijn. Als meer studenten een diploma behalen, dan is dit ook een meerwaarde voor de maatschappij. Maar studieduurverlenging betekent wel een meerkost voor de student, zijn ouders en de maatschappij.
De voorstellen die de Vlor doet zijn gericht op een snellere opvolging van de studieresultaten, gepaard met betere begeleidingsmaatregelen en een eventuele heroriëntering. Op die manier kunnen studenten sneller studievoortgang maken, een hoger studierendement behalen en op gezette tijdstippen nadenken over hun studiemethode en studiekeuze. De voorstellen die de Vlor deed, werden ondertussen grotendeels gerealiseerd via het ontwerp van onderwijsdecreet XXV. In dit advies gaat de Vlor nu in op een ander aspect van flexibilisering: het leerkrediet. Hij staat op het einde van het advies ook even stil bij volgtijdelijkheid en examencontracten. Zowel instellingsbesturen, personeelsleden als studenten geven namelijk aan dat deze elementen van de flexibilisering in de praktijk administratieve overlast opleveren en de studievoortgang soms beperken in plaats van te stimuleren. De Vlor stelt in dit advies een aantal oplossingen voor. Hij baseert zich hiervoor op het rapport van de overheid over studievoortgangsbewaking