Advies over de taalregeling hoger onderwijs
De Raad Hoger Onderwijs adviseert de minister van Onderwijs en Vorming om de huidige taalregeling in het Vlaamse hoger onderwijs beperkt te versoepelen. Dat kan de internationale uitstraling ten goede komen en voordelen hebben voor de Vlaamse studenten. Op voorwaarde dat de instellingen en de overheid maatregelen nemen om mogelijke negatieve gevolgen op te vangen.
De Vlor opent zijn advies over de taalregeling in het hoger onderwijs met een kort overzicht van de huidige taalregeling. Daarna volgen voorstellen om die beperkt te versoepelen.
- Opleidingsonderdelen moeten volledig in een andere taal aangeboden kunnen worden.
- In bacheloropleidingen zouden tot 30 studiepunten van het opleidingsprogramma (180) in een andere taal georganiseerd mogen worden, zodat instellingen een volledig anderstalig semester kunnen inrichten. Instellingen zouden best samenwerken om een internationaal aantrekkelijk en kwaliteitsvol anderstalig traject van 30 studiepunten mogelijk te maken, vindt de raad.
- Een volledige masteropleiding in een andere taal, moet eveneens mogelijk worden, vindt de Vlor, op voorwaarde dat een student in Vlaanderen binnen het betrokken studiegebied elders een Nederlandstalige master kan volgen. Anderstalige masteropleidingen hoeven allerminst specifiek voor buitenlandse studenten bedoeld te zijn.
Over de anderstalige masteropleidingen verdedigen de studenten een minderheidsstandpunt. Zij wensen dat in de instelling een Nederlandstalige master in hetzelfde studiegebied én in Vlaanderen een equivalente opleiding in het Nederlands voorhanden zijn.
De Raad Hoger Onderwijs ziet verschillende redenen voor een beperkte versoepeling van de taalregeling:
- versterken van de internationaliseringscultuur
- meertaligheid bevorderen
- internationalisation@home
- versterkte positie in de internationale onderzoeksgemeenschap
De raad vindt evenwicht tussen Nederlandse en anderstalige opleidingen erg belangrijk om de eigen taal niet in de verdrukking te brengen. Toch verwacht hij geen overwoekering van Engelstalige opleidingen. Dat is in andere Europese landen immers evenmin het geval, hoewel daar meestal geen taalbeperking geldt. De instellingen kunnen met de middelen waarover ze beschikken ook geen woekerend aanbod van anderstalige opleidingen georganiseerd krijgen; zeker niet voor bacheloropleidingen.
Anderstalige opleidingsonderdelen of masters kunnen de moeilijkheidsgraad van de opleiding wel vergroten en een bijkomende drempel vormen om met de opleiding te beginnen. Dit kan studenten afschrikken en zal zwaarder doorwegen bij zogenaamde doelgroepstudenten, wat de democratisering van het onderwijs kan belemmeren.
Daarom beklemtoont de Vlor dat instellingen en de overheid maatregelen moeten nemen om dit en andere mogelijke nadelen van een soepelere taalregeling op te vangen. De raad vindt dat instellingen verplicht moeten aantonen dat de anderstalige master een meerwaarde heeft, bijvoorbeeld omdat hij doeltreffender en functioneler is. Instellingen moeten ook garanderen dat zij een gecoördineerd talenbeleid voeren en dat bijvoorbeeld de talenkennis van de docenten op peil is.
Randvoorwaarden waar instellingen o.a. moeten voor zorgen:
- een coherent taalbeleid en versterkt aanbod vreemde talen
- taalbeheersing docenten op niveau
- werkdruk beheersbaar houden
- ondersteunende faciliteiten voor doelgroepstudenten
- duidelijke communicatie over de onderwijstaal in een opleiding
Randvoorwaarden waar de overheid o.a. moet voor zorgen:
- studenten moeten altijd het recht hebben om examen af te leggen in het Nederlands
- middelen voor ondersteunende faciliteiten en professionalisering van docenten
- toezien op de kwaliteit van de opleidingen