Advies over het voorontwerp van integratiedecreet
De Vlor bracht advies uit over het voorontwerp van decreet dat de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten integreert. Over het algemeen is hij positief, maar hij zet vraagtekens bij de financiering, de overdracht en de taalregeling. De raad is blij dat aan het decreet een maatschappelijk debat vooraf is gegaan: een grootscheepse hervorming moet immers worden gedragen en voorbereid met het werkveld. Die betrokkenheid heeft een compromisregeling opgeleverd waarin de geledingen van de Vlor zich herkennen. De raad vindt dat het decreet bijdraagt tot een zekere stabiliteit in het hogeronderwijslandschap, de rechtszekerheid garandeert en voor transparantie zorgt. Toch heeft hij enkele bedenkingen.
Financiering
De Vlor plaatst vraagtekens bij de geplande financiering van de hervormingsoperatie. Een sneller groeipad, aangepast aan de groei van het aantal studenten en met een gegarandeerde volwaardige indexering, zou de – ook internationale – slagkracht van het hoger onderwijs vergroten en de evolutie van Vlaanderen naar een echte kenniseconomie beter ondersteunen. De raad vraagt dat de overheid zich in elk geval aan de gemaakte financieringsafspraken zou houden, ook in het huidige crisisklimaat. Hij wijst erop dat het voorontwerp geen regeling bevat voor investeringen. Daarvoor is een forse injectie nodig, bijvoorbeeld via investeringskredieten.
Overdracht als totaalpakket
De Vlor is het over het algemeen eens met de specifieke bepalingen over structuur, integratie, personeel en financiering. Hij is ervan overtuigd dat de instellingen constructief met elkaar zullen onderhandelen over een regeling voor het personeel, de overdracht, de terbeschikkingstelling, de infrastructuur, onroerende goederen en de financiële aangelegenheden. Toch is het evenwicht dat impliciet in het voorontwerp verweven zit in de praktijk niet gegarandeerd. Zo wordt de infrastructuur niet automatisch overgeheveld of ter beschikking gesteld: er wordt over onderhandeld. De Vlor stelt voor om in die onderhandelingen het hele pakket van de overdracht te bekijken, op een evenwichtige manier, dus inclusief infrastructuur, schuldenlast, personeelskosten en reserves uit werkingsmiddelen.
Taalversoepeling: te weinig garanties
De Vlor heeft fundamentele bedenkingen bij de taalregeling. Hij vraagt de overheid met aandrang om die opnieuw te bekijken, anders is er geen sprake meer van de door de Vlor gesteunde versoepeling. Meteen rijst dan de vraag of we de bestaande regeling niet beter kunnen handhaven. De ontelbare controlemechanismen verhogen de planlast voor de instellingen gevoelig. De complexe regelgeving, de onduidelijke definities en de inconsequenties zetten de haalbaarheid van de regeling op de helling. De Vlor vreest dat ze onuitvoerbaar zal blijken en dat de zogenaamde versoepeling eigenlijk neerkomt op een verstrenging. In het voorontwerp klinkt onvoldoende het besef door dat (kwalitatieve) anderstalige opleidingen een meerwaarde zijn voor de student, het personeel en de instellingen, vooral in de huidige internationale context.