Jan Cornelis
vicerector Internationalisatie VUB
lid van de werkgroep Internationale Tendensen Hogeronderwijsbeleid
Education is what remains after one has forgotten what one has learned in school.
'Ik ben ongeveer alles vergeten wat ik als student geleerd heb op de universiteit'. Hoe vaak hoor je dit niet zeggen met de ondertoon 'en toch ben ik succesvol'? Wat mezelf betreft is dat zo, of tenminste ik heb soms de indruk dat het zo is – we zijn het gewoon continu bij te leren en een opleiding is nooit compleet, zodat een vriendelijke minachting over de basisopleiding de normale gang van zaken wordt.
Nochtans is het net die initiële opleiding die mijn marktwaarde heeft gewaarborgd tot op pensioenleeftijd. Dit had ik nooit door zelfstudie kunnen bereiken. Ik ben het roerend eens met Mark Twain (Taming the Bicycle): 'The self-taught man seldom knows anything accurately, and he does not know a tenth as much as he could have known if he had worked under teachers; and besides, he brags, and is the means of fooling other thoughtless people into going and doing as he himself had done ....'
Mij beperkend tot universitair onderwijs, zijn het voornamelijk de proffen die vandaag een beoordeling 'onvoldoende' zouden krijgen op hun onderwijsevaluatie, waarvan ik het meest opgestoken heb. Ik zeg dit niet uit nostalgie, want ik ben voorstander van een goed georganiseerd systeem van kwaliteitszorg, duidelijke leerdoelen en afgesproken toetsingscriteria. Maar we moeten ons ook verzetten tegen de sluipende tendens om 'schoolse' mentaliteit door te trekken naar het universitair onderwijs.
Wat is het dan dat universitair onderwijs zo waardevol en uniek maakt? Wetenschappelijk onderzoek dat ons toelaat voorbij het vanzelfsprekende te gaan, ongetwijfeld! Ik kan er verder geen definitie op plakken, wel een omschrijving via sleutelwoorden: begeestering, onafhankelijkheid, enthousiasme, maar ook en vooral structuur waarin professionele kennis en vaardigheden ingebed zijn, een verruiming (noem het maturiteit) in maatschappelijk inzicht (ja, ook ingenieurs hebben Renaissancetrekjes), zelfzekerheid om een eigen kennishiërarchie op te bouwen, methodieken voor het oplossen van niet-evidente problemen (niet onbelangrijk voor ingenieurs en … anderen), creativiteit bij het ontwerp van nieuwe kennis, ideeën en perspectieven, kosmopolitisch denken, multiculturele ervaring, het vermogen om in multidisciplinaire teams 'doe'-werk te verrichten….
Om dat in de praktijk om te zetten hebben we competentiegericht leren en flexibele leertrajecten nodig. Onderwijs gericht op het verwerven van levenslange vaardigheden eerder dan directe inzetbare kwalificaties. Ook is het overduidelijk dat associatief leren een plaats verworven heeft naast analytisch denkvermogen. Snelle toegang tot informatie maakt het immers vaak efficiënter om op basis van gelijkaardige voorbeelden (cases) tot oplossingen te komen dan vanuit een trager analytisch denkproces. Nochtans vergen complexe problemen (en die zijn bestemd voor universitairen) en hun oplossing vaak een analytisch oplossingsvermogen, vertrekkend van 'first principles'. Die capaciteit bijbrengen aan student en afgestudeerde is een onderscheidend kenmerk van universitair versus andere vormen van hoger onderwijs.
Technologie, vooral ICT, en de mogelijkheden die ze opent tot steeds snellere doorstroming van kennis en informatie naar het grote publiek noodzaken dat de afgestudeerde universitair zelf ook een 'early adopter' is, maar wel een redelijk eigenzinnige en kritisch ingestelde. Communicatie is één van de grootste plagen van het begin van deze eeuw. Ongestraft kan men foute of tendentieuze berichtgeving verspreiden zonder verantwoordelijkheid voor de consequenties. Radicaliteit is een prerogatief van elke nieuwe generatie, maar gecombineerd met geweld is het een valkuil voor onze jongeren. Op het smalle pad tussen democratische vrijheden en restrictieve veiligheidsmaatregelen kan enkel opvoeding en educatie een vreedzame methode van samenleven en dialoog brengen. We dreigen te verzuipen in de steeds toenemende stroom van informatie en desinformatie. Daarom is het zo belangrijk dat educatie ons leert eigen kennishiërarchieën op te bouwen.
Tot slot wil ik nog een paar beschouwingen wijden aan onderwijsinternationalisatie. Nieuwe situaties als gevolg van globalisering, vergen nieuwe vaardigheden om met diversiteit, complexiteit en schaalvergroting om te gaan. Deze context wordt o.a. gekenmerkt door nieuwe en langere carrièrepaden, langere leeftijden (100+), snellere jobwissels, kortere economische cycli, talentcompetitie, globale en interculturele omgevingen. Het is mijn overtuiging dat één universiteit op zichzelf niet het instrument is waarmee we op dergelijke contextwijzigingen kunnen inspelen. Het netwerk waarin de universiteit ingebed is zal het 'instrument' zijn dat als ecosysteem zal fungeren … en het netwerk is in essentie internationaal … maar hierover meer bij een andere gelegenheid.
Via de VLIR-werkgroep Internationalisatie en ontwikkelingssamenwerking, waarvan ik voorzitter ben, worden de Vlor-activiteiten over internationale tendensen hoger onderwijsbeleid opgevolgd en suggesties worden doorgegeven.